Chefkok uit Damascus, deel III

8 augustus 2017

We zoeken hem op in Gouda, de zevende plek waar hij verblijft, sinds hij in augustus 2015 samen met zijn zoon in Nederland aankwam. Zijn zoon doet open, maar het is niet de jongen die we al kennen. Dit is zijn één na jongste kind. Al gauw verschijnen er nog vijf gezichten met hartelijke, nieuwsgierige ogen. Het gezin van ‘de chefkok uit Damascus’ is compleet, ze zijn er! We ontmoeten voor het eerst zijn vrouw, zijn dochter en twee kleine zoontjes. Zijn oudste zoon en hij maken een gelukkige indruk. Het huis is gezellig ingericht en in de tuin verbouwt hij tomaten, peterselie, munt en courgette. De twee grote kinderen spreken inmiddels goed Nederlands, ze hebben nu schoolvakantie. Samen met zijn vrouw gaat hij naar Nederlandse les. Volgend jaar mag hij zijn inburgeringsexamen doen, zijn vrouw het jaar erna. We praten over de aankomst van zijn vrouw en drie kinderen op Schiphol. “De langste dag uit mijn leven,” vertelt zijn oudste zoon. Toen ze er eenmaal waren, ging moeder met de drie kinderen naar een opvang in Veenhuizen. Een aantal dagen later konden zij zich bij vader en grote broer in Aalten voegen. Van het kamertje met stapelbed waren zij daar inmiddels naar een stacaravan verhuisd.

De chefkok vertelt over de laatste jaren in Syrië, waarin het aanvankelijk juist steeds beter ging voor het gezin: “Omdat mijn vrouw en ik eerst allebei werkten, wilden we niet meer dan twee kinderen. Maar toen ik meer ging verdienen, kon mijn vrouw thuis blijven. Ik liet een groter huis bouwen en was van plan een auto te kopen. Er kwamen nog twee kindjes bij. Dat ik promotie maakte en chefkok werd, had ook met de oorlog te maken. Ik werkte in het restaurant van een internationaal hotel in Damascus. Met leidinggevenden en chefkoks vanuit de hele wereld. Toen de oorlog uitbrak werden zij teruggehaald naar Europa en Azië. Vanaf 2011 kon ik daardoor opklimmen tot chefkok.” Totdat de oorlog ook voor hem en zijn gezin te dichtbij kwam. Dat de oorlog voor zijn jongste kinderen nog heel vers in het geheugen ligt, blijkt als er in het vredige Gouda een vliegtuig overvliegt. Zijn een na jongste roept iets in het Arabisch en verstopt zich achter een stoel. “Ik zag laatst ons huis op tv,” vertelt de chefkok. “Het was helemaal weg. Ernaast was een tapijtenfabriek die ze hadden willen bombarderen. Die stond er nog.”

Samen met zijn vrouw zet hij een heerlijke maaltijd op tafel: gekruide kip, salade en gevulde druivenbladeren. De ramadan is voorbij. Zijn oudste zoon deed er ook aan mee: “Ik had al geoefend toen we 44 dagen zonder eten door Turkije moesten lopen.” Hij refereert aan de voettocht die hij samen met zijn vader en nog zo’n 90 anderen ondernam. “We dronken van een klein flesje water en we aten uit de natuur. De mensensmokkelaar kende de weg. Bij de boot naar Griekenland liet hij ons achter. De boot was ‘een ballon’ van vijf bij een meter. Hij ging onderweg stuk, er was een touw in de motor gekomen. Een slimme man zorgde dat hij het weer deed. De mensensmokkelaar had gezegd dat we de boot gelijk kapot moesten maken als we in Griekenland aankwamen. Anders zouden ze ons terugsturen.” Op de vraag of hij nog vaak terugdenkt aan de vlucht met zijn vader, zegt hij: “Ik vond het wel leuk en spannend.” We zijn er stil van. Voelt hij dat echt zo? Tegelijkertijd kijken we met nog meer respect naar de chefkok uit Damascus: hij heeft zijn kind onder hele barre omstandigheden het gevoel kunnen geven dat het allemaal één groot avontuur was. Dan heb je het als vader goed gedaan.

auteur: Lisa Koolhoven, Verhalenpodium