Flashback naar polio-epidemie in corona-tijd

“Toen in september 1956 de scholen weer waren begonnen, zei ik tussen de middag tegen mijn moeder ‘Ik ga niet terug, die rottrappen daar’,” vertelt Mieke-Nelie van der Heijden hoe ze erachter kwam dat zij polio had. “Mijn arm en een been hingen er slap bij. Mijn moeder nam me meteen mee naar de huisarts.” In deze tijd van corona denkt Mieke-Nelie terug aan de laatste grote polio-epidemie in West-Europa, waarvan zij als achtjarig meisje slachtoffer werd: “Ik weet niet hoe ik eraan kwam, op school was ik de enige. Nu met corona wordt dat allemaal uitgezocht. Wie heeft wie besmet?”

“Er was toen ook nog geen vaccin tegen polio,” vervolgt Mieke-Nelie haar herinneringen aan 1956, aangevuld met informatie uit het onderzoek dat zij later als journalist deed. “Honderden doden waren het gevolg. Anderen – onder wie ook jonge militairen van grote kazernes – overleefden het wel, maar waren hun leven lang afhankelijk van rolstoelen, krukken en fysiotherapie. In 1957 kwam er een effectief vaccin. Vanaf dat jaar werden alle baby’s en schoolkinderen ingeënt tegen polio.” In haar onderzoek kwam Mieke-Nelie ook tegen dat de Intensive Care-afdelingen tijdens deze polio-epidemie zijn ontstaan: “Artsen van verschillende specialismen moesten gaan samenwerken. De verlamming kon ook op de ademhaling slaan. Op de IC kwam je aan ‘een ijzeren long’ te liggen.”

Rust, reinheid en regelmaat
Zelf hoefde Mieke-Nelie als klein meisje niet te worden opgenomen: “Ik ben een half jaar thuisgebleven. Mijn bed stond beneden in de woonkamer. In het begin moest mijn vader of moeder me naar de wc dragen. Als ik lag had ik geen pijn, maar ik was wel bang dat ik nooit meer zou kunnen lopen. Ik kan me nog herinneren dat de huisarts op zijn ronde langskwam. En een vriendinnetje dat huiswerk bracht. Ik was heel leergierig! Of die vriendin afstand hield weet ik niet meer. Mijn moeder zei eigenlijk dat er niemand mocht komen omdat ik ziek was. Over dat het besmettelijk was, werd niet gepraat. Nadat ik te horen had gekregen dat ik polio had, hebben we het er niet meer over gehad. Dat deed je niet in de jaren vijftig.” Wel kwam Mieke-Nelie erachter dat haar moeder het moeilijk vond dat juist háár dochter polio had opgelopen: “Mijn moeder was van de ‘Rust, Reinheid en Regelmaat’. Ze was boos dat ik het kreeg, want ik was toch altijd schoon, ik at goed en ik ging op tijd naar bed?”

Postpoliosyndroom
Na een half jaar ging Mieke-Nelie weer naar school: “Vroeger was het niet van ‘O, die komt weer terug’. De andere kinderen accepteerden gewoon dat ik beter was en weer meedraaide. Alleen met gym was ik de slechtste. Ik kon niet hard rennen en wilde dat ook niet. Ik had altijd een onvoldoende. Pas veel later, in 2003/2004, bleek ik het postpoliosyndroom (PPS) te hebben. Niet alleen is het been dat verlamd was korter en draag ik een opgehoogde schoen, ook de aansturing van de spieren en zenuwen is permanent beschadigd.” Vele jaren en veel valpartijen verder kwam Mieke-Nelie erachter dat ze de chronische spierziekte PPS heeft. “Maar,” zo geeft ze aan, “ik heb polio wel overleefd.”

Interview en tekst: Lisa Koolhoven

Foto links door Ilse Rutten en rechts ‘IJzeren longen’ door Rancho Los Amigos Medical Center, Downey, California 1953 – Book: Patenting the Sun, by Jane S. Smith, Morrow, 1990, PD-US, https://en.wikipedia.org/w/index.php?curid=25126302